Op weg naar Pinksteren spreekt Emilie Schreuder van de redactie met Marja Flipse over Pinksteren. Pinksteren is een spannend feest. Er zitten zoveel verschillende kanten aan. Het is eigenlijk de verjaardag van de kerk, want vanaf dit moment wordt het menens met haar missie.
Na Pasen begint er voor de volgelingen van Jezus een bevreemdende periode. Je zou verwachten dat het tot Pinksteren 50 dagen feest is, maar zij zijn eerder bang en getraumatiseerd. Ze zitten in een kamertje en vragen zich af wat te doen. Ze hadden gehoopt dat Jezus een instant-verlossing zou brengen, maar het ging helemaal mis. Hij kwam aan het kruis te hangen. Het is een tijd van verwerking. De Jezus die ze als mens hebben gekend, is er niet meer. Zijn opstanding heeft weliswaar hun leven op zijn kop gezet, maar de wereld om hen heen draait door als voorheen. Vooral de periode tussen Hemelvaart en Pinksteren is moeilijk. Jezus is ten hemel gevaren en ze zullen hem nooit meer terugzien. Ze voelen zich wezen, nog onvolwassen kinderen, die niet in staat zijn om als christen te leven.
Toch is er iets fundamenteel veranderd. Iets van de essentie van Jezus blijft; het is niet precies duidelijk wat. De fysieke mens Jezus is er niet meer, maar zij voelen dat iets – Zijn Geest – hen aanvuurt. Het feest van Pasen begint door te dringen. Het kan toch niet waar zijn dat er niets van Jezus’ Geest is overgebleven? Dat moet voldoende zijn om hun angst te overwinnen. En zo begint de opstandingskracht voor iedereen en is Pinksteren de verjaardag van die kerk; het is menens geworden, de leerlingen zijn naar buiten getreden en hebben zich het verhaal in laten zuigen.
Pinksteren is moeilijk uit te leggen, maar gemakkelijk te begrijpen. Iedereen krijgt wel eens een idee, waarvan hij of zij denkt: ‘Hier moet ik iets mee. Dit is niet iets dat zomaar voorbijgaat, het is iets waar ik vandaag de wereld mee in moet.’ Iemand, die leeft in de geest van Jezus herkent dat. Daarom wordt, als iemand tot een ambt wordt geroepen, vaak een pinksterhymne gezongen: laat de Heilige Geest bij die persoon zijn, als kracht om het werk te doen! Toen ik in 2008 in Wales tot diaken gewijd werd, kreeg ik een stola met erop een wilde gans geborduurd. In de Keltische traditie is de wilde gans het symbool van de Heilige Geest, ontembaar zelfs in de sterkste storm. Kijk, ik heb hem hier.
Op de stola staat ook een notenbalk en de tekst: ‘Kom schepper, Geest’. De Geest schept en wij mogen meedoen, als wij ons ontvankelijk voor die Geest maken. Dan blijft hij je opzoeken. Hij laat je niet los. Als diaken draag je de stola diagonaal ten teken van dienstbaarheid. Als priester sla je de stola om als een sjaal, je gaat het werk van Jezus doen: ‘Als je mij volgt, dan is mijn juk licht te dragen.’ (Desgevraagd) Deze stola past niet zo in de traditie van de Kloosterkerk. In Nederland zijn duif, water en vuur de symbolen van de Heilige Geest, niet de wilde gans. (Lachend) In Wales trok ik trouwens met Pinksteren ook rode schoenen aan, de kleur van vuur.
Wat mij altijd treft, is dat Pinksteren een lange periode inleidt waarin ogenschijnlijk niets gebeurt, een periode van alledaagsheid. Het bijzondere wordt gevonden in het gewone. De kleur is groen, een heel gewone kleur, maar wel de kleur van groei en natuur. Dit zegt ons dat de Geest van God altijd werkzaam is en niet alleen tijdens hoogtijdagen. Na Pinksteren hebben we alle tijd om de verhalen te herhalen, om met elkaar in gesprek te blijven over hoe het verder moet. We leven even niet van feest naar feest, terwijl er toch heel veel gebeurt. Zoals gezegd, dan wordt het menens…