Alle scholen willen hun leerlingen wel iets meegeven aan levensbeschouwing, bijvoorbeeld in het kader van Burgerschap. Een bezoek aan één of meer gebedshuizen van verschillende geloofsrichtingen kan een inspirerend onderdeel zijn van het schoolcurriculum. Wij denken dat een bezoek aan de Kloosterkerk de dialoog tussen verschillende levensbeschouwingen kan ondersteunen en kan bijdragen tot meer kennis en wederzijds respect.

De Kloosterkerk biedt een modulair programma aan voor leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs. Zij kunnen worden gebruikt als bouwstenen binnen een schoolvak en/of opdracht. Het programma biedt een bescheiden kennismaking met het christendom.

Wij beseffen dat leerlingen soms weinig kennis over het christendom hebben. Voor hen is een kerkbezoek een eerste kennismaking met specifiek christelijke geloofs­punten, symbolen en rituelen. Voor alle leerlingen is het interessant om te zien hoe binnen de Kloosterkerk de zorg voor elkaar en voor de samenleving praktisch handen en voeten krijgt. Alle leerlingen kunnen hiervan iets herkennen! Leerlingen met een moslimachtergrond kennen van huis uit het belang van vasten (Ramadan) en van de naastenliefde (de islamitische plicht van zakat). Seculiere leerlingen delen met christenen de zorg voor de aarde en de medemens. Leerlingen met een Hindoe achtergrond zien in het ritueel van kaarsen branden iets terug van het lichtfeest Divali. Leerlingen met een Joodse achtergrond herkennen de gedeelde Hebreeuwse Bijbel. 

Maatwerk van het modulaire programma

Het programma bestaat uit vijf modules van ongeveer 45 minuten, die kunnen worden afgestemd op de leeftijdsgroep van de leerlingen. Er is veel ruimte voor zelfwerkzaamheid van en interactie met de leerlingen. En vanwege het belang van maatwerk: elke module kan in overleg worden aangepast en/of gecombineerd met eigen lessen of een opdracht voor de leerlingen.

Module 1: Kennismaking met de kerk

Bij deze module ontdekken de leerlingen op een speelse manier wat er te zien is in de Kloosterkerk en wat de voorwerpen en symbolen betekenen. Ze ervaren hoe het is om in stilte door het gebouw te lopen en gaan met behulp van een interactieve fotokaart op ontdekking, waarbij ook hun observerende en creatieve vermogens worden aangesproken. Aan het einde van het bezoek hebben ze een algemeen beeld van wat een kerk is en wat er daar gebeurt, en diepgaandere kennis van enkele voorwerpen/symbolen. Ook hebben ze ervaren hoe het is om in stilte in een kerkgebouw te zijn.

Er zijn verschillende fotokaarten met voorwerpen als: preekstoel, bijbel, knielbank, kruis, doopvont, avondmaalstafel, paaskaars, engel, collectezakken, mozaïek, glas in lood raam met de 12 apostelen, orgel. Een fotokaart bestaat uit rijen en kolommen van vier, met in het midden een groter vlak voor de tekening. De overige foto’s bestaan uit vier categorieën:

  1. Voorwerp vinden: er staat een naam van een voorwerp en zij moeten dit lokaliseren in de kerk. Bij de controle moeten ze kunnen aanwijzen waar het gevonden is.
  2. Plaatje vinden: Er staat een (meestal close-up) foto van een voorwerp. Ze moeten dit vinden en de naam noteren
  3. Functie vinden: hierbij moeten ze op zoek naar een voorwerp of plek in de kerk die een bepaalde functie of betekenis heeft. Op de kaart zetten ze waarom het gevonden voorwerp past bij de functie
  4. Informatie vinden: hierbij moeten ze uitleg bij een bepaald voorwerp lezen/luisteren/opzoeken en er een inhoudelijke vraag over beantwoorden.

Module 2: Ontmoeting

Bij deze module gaan de leerlingen in groepjes in gesprek met iemand van de kerk, om te leren over het geloof en de kerk, en wat dit voor diegene betekent. Ontmoeting staat hierbij centraal: het ontmoeten van een nieuw perspectief door middel van een persoonlijk verhaal. De vrijwilliger zal kort iets over zichzelf vertellen, en daarna is er ruimte om met elkaar in gesprek te gaan. De leerlingen krijgen inhoudelijke kennis mee en oefenen hun dialogische vaardigheden. Dit kan in twee vormen:

  1. Een informatief interview. De leerlingen bereiden dan op basis van de lesstof en voorkennis die ze hebben vragen voor, en houden een interview met de vrijwilliger. De leerlingen kunnen vragen stellen over het christendom en bijbehorende onderwerpen, de Kloosterkerk, en over de rol van het geloof in het leven van de vrijwilliger. Het accent ligt bij deze vorm op informatieverzameling, en deze optie is dan ook bij uitstek geschikt als er bijvoorbeeld een informatief verslag moet worden geschreven. Instrueer als docent ook wat de leerlingen moeten doen tijdens het interview: aantekeningen maken? Daar moeten zij zelf schrift + pen voor meenemen.
  2. Een dialoog. De leerlingen bereiden ook bij deze vorm vragen voor, maar deze vragen kunnen ook gaan over onderwerpen waar zij zelf nieuwsgierig naar zijn. Het accent ligt op het uitwisselen van ervaring en faciliteren van wederzijds begrip.

De docent kan van tevoren de groepjes maken en instructie geven over de vragen en inschatten of hij/zij de vragen van de leerlingen van tevoren wil checken op geschiktheid.

Module 3: Samen een kerk zijn/zorgen voor elkaar

Bij deze module ontdekken de leerlingen welke rol gemeenschap en naastenliefde spelen in het christendom en binnen de Kloosterkerk. We vertrekken vanuit het verhaal van de barmhartige Samaritaan. De module heeft drie stappen:

1. We maken gebruik van de Mentimeter: een interactieve online tool waarmee je makkelijk zichtbaar kan maken hoe leerlingen ergens over denken. Op het grote scherm zijn de vragen en antwoorden te zien; leerlingen loggen via de code in op hun telefoon om hun antwoord in te voeren. De antwoorden geven een indruk van hun achtergrond en aanknopingspunten om het over helpen/naastenliefde te hebben. In de mentimeter beantwoorden de leerlingen een aantal vragen:

2. De Barmhartige Samaritaan. Het verhaal wordt verteld. Barmhartig, wat zou dat kunnen betekenen? (‘De Barmhartige’ is één van de 99 namen van Allah in de islam, zo belangrijk dat het in de eerste zin van het eerste hoofdstuk van de Koran wordt genoemd: “In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle”). Wat is de boodschap van dit verhaal? Welk personage past het beste bij jou? Waarom? Waarom zouden mensen de gewonde man niet helpen? Wat houdt ze tegen?

3. Reflectie-opdracht: met behulp van een werkblad reflecteren de leerlingen in kleine groepjes over naastenliefde in de samenleving.

Module 4: Rituelen

Bij deze module maken de leerlingen kennis met de belangrijkste rituelen van het christendom. Zij volgen de levensloop van een mens en zien hoe rituelen belangrijke momenten markeren. ‘Zij ervaren zelf dat ‘rituelen’ een eigen taal spreken die iedereen kent, door samen een kaars op te steken en daar de betekenis van te ondervinden. De module kent drie stappen:

1. Met behulp van de interactieve online tool Mentimeter ontdekken de leerlingen wanneer we wel en niet van rituelen spreken, met als conclusie: een ritueel is een handeling die op een vaste manier gebeurt, waar een diepere betekenis achter zit (vaak iets vieren of herdenken) en die een bijzonder moment markeert. Ze denken na over ‘eigen rituelen’.

2. In groepsgesprekken (uitleg met interactie) leggen we (levensloop)rituelen van het christendom uit: welk moment wordt er nu bijzonder gemaakt bij de zegen, gebed, doop, belijdenis, huwelijk en uitvaart?

3. We sluiten af met een gezamenlijk ritueel: iedere leerling mag een kaarsje branden en/of een wens/gebed opschrijven.

Module 5: Muziek

Binnen deze module kan uit drie opties worden gekozen die elk ca 25 minuten duren.

1. Onder leiding van een organist maken leerlingen kennis met het indrukwekkende orgel van de Kloosterkerk, krijgen een kijkje in het instrument en mogen er zelfs op spelen!

2. Samen zingen onder leiding van een ervaren zanger(es). Samen zingen in een oude ruimte geeft een bijzondere ervaring. De liederen kunnen ook aanleiding geven tot gesprek of verhalen.

3. Een interactieve workshop aan de hand van muziekfragmenten, waarbij leerlingen kennismaken met de geschiedenis van de westerse religieuze muziek.

 

Achtergrond en didactisch concept

Iets bijbrengen over geloof: hoe doe je dat?

Naast kennis over diverse tradities staat ook de vorming van het kind zelf centraal bij levensbeschouwing. Dat betekent dat een les niet alleen kennis meegeeft over de geschiedenis van de religie en de verschillende stromingen, rituelen en geloofsinhouden, maar dat het er ook om gaat binnen in het kind iets in beweging te brengen: verwondering en nieuwsgierigheid oproepen, nieuwe perspectieven laten ervaren, vanzelfsprekendheden en vooroordelen doorbreken, een taal ontwikkelen voor de eigen levensoriëntatie, reflecteren op het eigen denken en handelen, morele ontwikkeling. Kortom, veel (grote) en vaak moeilijk meetbare doelen waar gedurende de gehele schoolcarrière aan gewerkt wordt.

Eén enkele les, of een eenmalig bezoek aan een heilig gebouw, zal natuurlijk nooit al deze ambities kunnen waarmaken; zij vormen een deel in een groter geheel. Wel kan het reflecteren op het doel van de activiteit helpen om handen en voeten te geven aan de inhoud en vorm van het bezoek.

Didactisch concept

Het programma is ontwikkeld door Marije Verkerk, promovendus aan de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht, waar zij onderzoek doet naar existentieel welzijn bij jongeren. Zij heeft tien jaar ervaring als docent levensbeschouwing. Het uitgangspunt voor de didactische methode van dit programma is een hermeneutische cirkel die is ontwikkeld door pedagoog Clive Erricker.

Deze cirkel verdeelt het leerproces in vijf fases, waarin de leefwereld van het kind op thematische wijze wordt verbonden met de lesstof. Er wordt zowel gezocht naar verbinding en overeenstemming, als naar de eigenheid en diversiteit van het bestudeerde onderwerp. Een religie wordt vanuit een algemeen concept dat ook voor leerlingen bekend is (zoals vriendschap, trouw, ambitie, lijden) geïntroduceerd. Vervolgens wordt dat concept verbonden met iets specifieks van de religie (zoals opstanding, reïncarnatie, naastenliefde, jihad, Thora, atman). De lesstof behandelt niet alleen de officiële leer en rituelen (zoals je het bijvoorbeeld in een encyclopedie zou vinden) maar ook de geleefde religie binnen specifieke contexten, (juist) ook waar het niet voldoet aan het ideaaltype maar waar de ervaringen van mensen en de diversiteit binnen een religie zichtbaar worden. De vijf fases zijn:

  1. Communiceer: leerlingen delen een ervaring/vraag/mening over het (brede) thema. Bijvoorbeeld: waarvoor heb je voor het laatst sorry gezegd? Beschrijf kort de situatie en de reactie van de andere persoon
  2. Pas toe: het thema wordt toegepast op de wereld om je heen (meso of macro). Bijvoorbeeld: Bespreek de volgende stelling in groepjes van vier en presenteer een gezamenlijke reactie: “De wereld zou er beter van worden als mensen elkaar meer zouden vergeven”.
  3. Onderzoek: met behulp van bronnen onderzoekt de leerling hoe dit thema binnen een bepaalde traditie werkt. Bijvoorbeeld: lees samen het verhaal van de overspelige vrouw, van de verloren zoon, of de bergrede, en bespreek met elkaar hoe vergeving in dat verhaal een rol speelt.
  4. Contextualiseer: leerlingen krijgen aanvullende bronnen die laten zien dat het thema binnen de besproken traditie een complex en veelzijdig gezicht heeft. Bijvoorbeeld: verschillende interpretaties van het besproken verhaal, of praktijkvoorbeelden waarin christenen op verschillende manier wel of juist niet vergevingsgezind zijn, of een interview met een christen over het thema vergeving.
  5. Evalueer: de leerling laat zijn/haar verdiepte kennis over het onderwerp zien door een onderbouwd standpunt te formuleren, waarin de betekenis van het besproken concept voor haarzelf en voor de wereld om haar heen wordt gearticuleerd. Dit kan dan weer het aanknopingspunt zijn voor een nieuwe cyclus. Bijvoorbeeld: maak een kunstwerk (schilderij, gedicht, lied of toneelstuk) waarin jouw visie op vergeving naar voren komt. Leg in een korte begeleidende tekst uit hoe die visie verschilt van en overeenkomt met de voorbeelden uit het christendom waar je over hebt geleerd.

Het doorlopen van de complete cyclus duurt doorgaans meerdere lessen. Het kerkbezoek kan dus deel zijn van een van de fases; dit hangt ook af van de plaats in het programma die het bezoek inneemt. Zo kan het bezoek een eerste ervaring zijn met aanwezigheid in een kerk, en passen bij communiceren (waarbij om ervaring of mening wordt gevraagd; deze kan ook eerst worden opgeroepen door het rondkijken in de kerk). Is er in het lesprogramma al aandacht besteed aan het christendom of de kerk, dan kan het bezoek onderdeel zijn van de onderzoekende fase (kennismaken met een specifiek voorbeeld van het christendom in de praktijk) of de contextualiserende fase (bijvoorbeeld bij het vergelijken van verschillende soorten heilige gebouwen). Er zijn twee opties als beginpunt: ‘communiceren’ (als je wilt beginnen bij de ervaring van de leerling / je vermoedt dat er al relevante voorkennis bestaat) of ‘onderzoeken’ (als de thematiek en het lesmateriaal nieuw zijn en je eerst een kennisbasis wilt leggen).

De hermeneutische cirkel wordt niet op elke school gebruikt. Toch kunnen de verschillende fases helpen articuleren wat de relevantie is van het kerkbezoek.

Kosten

Er wordt een bijdrage aan de kosten gevraagd: €95 per module van 45 minuten voor twee klassen (ca. 70 leerlingen). Voor de module muziek zijn de kosten (vanwege de professionele musicus) €150.

Informatie en contact

Voor nadere informatie en aanmelding voor een bezoek aan de Kloosterkerk kunt u mailen of bellen met Emilie Schreuder: e.schreuder@kloosterkerk.nl of M 06 4878 1970

 

Deel

Levensbeschouwingen in het Voortgezet Onderwijs