De vijfde zondag na Pinksteren

In deze dienst klinkt cantate ‘Vergnügte Ruh’ (BWV 170) van J.S. Bach

Voorganger: ds. Marja Flipse

Organist: Geerten van de Wetering

Residentie Bach Ensembles o.l.v. Jos Vermunt

Solist: Cécile van de Sant – alt

 

Deze dienst is vooralsnog toegankelijk voor max. 115 bezoekers – aanmelding verplicht – en te volgen via het YouTube-kanaal (beeld en geluid) van de Kloosterkerk of via kerkomroep.nl (alleen audio), rechtstreeks of naderhand.

Gedurende de kerkdienst is er in de nevenruimtes Crèche (0 t/m 3 jaar) en zijn er kinderdiensten voor kinderen uit de basisschoolleeftijd. Jeugdkapel (12 tot 15 jaar) is er iedere eerste zondag van de maand.

 

Toelichting bij cantate Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust   BWV 170

De cantate ontstond in 1726 en werd voor het eerst uitgevoerd op 28 juli van dat jaar. De tekst dateert uit 1711 en werd geschreven door Georg Christian Lems. Op barokke wijze interpreteert Lems de wereld als een ‘Sündenhaus’, waaruit de  mens verlost kan worden door het leven zo spoedig mogelijk te beëindigen en dan door Jezus opgenomen te worden.

Naast een hobo d’amore, strijkorkest en continuo verlangt het instrumentarium nog een solo-orgelpartij in 2 aria’s. Geen medewerking van een koor voor een slotkoraal en alleen 1 vocale altsolist.

In de openingsaria horen we een rustige, pastorale 12/8 beweging ter ondersteuning van de vergnügte Ruh.

Na het recitatief volgt de tweede aria waarin het orgel een solo rol vervult. Opvallend is dat de continuo partij hier ontbreekt. De violen en altviool nemen deze functie over. De afwezige continuo betekent bij Bach het ontbreken van het fundament, de basis van het vertrouwen. Geen grond meer onder de voeten, vervreemd van Gods basis. In de melodie van de orgelsolo zitten veel dissonanten die dit gevoel nog versterken.

De ommekeer vindt plaats in recitatief 4 waar de blik weer gericht wordt op God. De strijkers begeleiden de zangsolist met lang aangehouden noten. Bij de tekst ‘bei Gott zu leben, der selbst die Liebe heißt’ verandert dit begeleidingspatroon in een beweeglijke ritmiek om deze woorden te ondersteunen.

De slotaria is een triomfantelijk aria waarin naast de afkeer om te leven het verlangen naar de hemel wordt verheerlijkt. De virtuoze orgelsolo onderstreept dit feestelijk verlangen. Een welluidende stijgende majeur toonladder bevestigt de tekst ‘drum nimm mich, Herr Jesu, hin!’.