‘Ik wil graag de Eeuwige vinden’, zei ik een paar jaar geleden tegen mijn hartsvriendin. Het plan was om het Sint Olavspad te lopen, 675 kilometer, van de oostkust van Zweden naar de westkust van Noorwegen. ‘Nee’, zei ik even later, ik heb het nog niet goed geformuleerd: ‘Ik wil graag gevonden worden’.  

Tijdens de voorbereidingen bedacht ik hoe ik over bergen en door dalen zou gaan. Letterlijk en figuurlijk. Ik stelde mij de tocht voor als een weg van geestelijke groei en persoonlijke ontwikkeling, die spontaan ontstaan als er moeilijkheden op je pad komen. Ik hoopte dat ik mij dan gesteund en gedragen zou voelen.  

Ik zag voor me hoe ik mijn doel voor ogen zou houden: Trondheim, beangstigend ver weg. En hoe ik tegelijkertijd alleen maar mijn ene voet voor mijn andere hoefde te zetten. Totdat ik er opeens – veel sneller dan ik dacht – zou zijn. Mijn lief zou mij opwachten bij de kerk. En we leefden nog lang en gelukkig. 

Ergens vandaan 

Je zou kunnen zeggen dat een tocht begint als een mens ergens vandaan wil. Iedere pelgrim heeft zo zijn eigen beweegredenen, maar veel pelgrims in deze tijd staan voor vertrek op een kruispunt in hun leven: ‘Ik ben er klaar mee’. Niet verder in de waan van de dag, niet langer in die veel te drukke baan, niet voort in deze kapotte relatie. Weg van pijnlijke herinneringen, weg van verdriet of teleurstelling. Lekker lopen en dan al die rommel gewoon achter je laten. Vaak blijkt dat een illusie, want wie de drukte, telefoon, mailbox en Netflix voorbij is, vindt op zijn tocht de onopgeruimde geest, vol van gedachten en emoties. En nergens iets om voor afleiding te zorgen… 

Ergens naartoe 

Andersom zou je ook kunnen zeggen dat de reis begint als een mens ergens naartoe wil. Er is een wens, een verlangen. Het kan zijn dat het verlangen vaag is of onbewust. Maar in de kern van de zaak gaat het altijd om een leegte die om vervulling vraagt. Een gevoel van onrust dat opgelost kan worden door een nieuwe jurk, een glaasje wijn, een uurtje Facebook, een relatie, een vakantie of zelfs een pelgrimstocht. Helaas is zulk verlangen van de mens van zichzelf onvervulbaar en blijken alle oplossingen kortstondig en tijdelijk. 

Eigenlijk zijn de weg ergens vandaan en ergens naartoe natuurlijk de keerzijden van dezelfde medaille. Ze laten mooi zien hoe wij ons eigen ongeluk genereren, hoe we denken dat we problemen kunnen oplossen door te zoeken en te bewegen. Door iets niet te willen of juist wel. En hoe we denken dat wij daarover gaan.  

Niets is minder waar. 

Hoe mooi en functioneel ons brein ook kan zijn, het is toch een instrument met grote beperkingen. En dat is ook precies wat een lange wandeltocht ons laat zien. Al lopend en zonder de dagelijkse overdosis prikkels voor het brein, zakken onze gedachten rustig in de aarde, we huilen onderweg flink uit van wat nog onverwerkt was. Geen pijn van het verleden, geen angst voor de toekomst. Dan wordt het stil in hoofd en hart en is er ruimte voor overgave aan de Eeuwige, aan het Leven zelf. 

De tocht langs het Olavspad ging voor mij helaas niet door. Covid gooide roet in het eten. 

‘Ga je hem nog lopen, Gerrie?’ vroeg mijn hartsvriendin in september toen ik aan haar sterfbed zat. ‘Ik denk het wel’ zei ik, ‘en dan ben jij vlakbij me.’ ‘Zo is het’, zei ze. Zij had haar pelgrimstocht al gemaakt. Ik sprak erover bij het afscheid: 

‘Ze hoefde niks meer te hebben, 

Niks meer te doen, 

Niks meer te worden, 

Ze straalde van Licht  

en wás de Liefde zelf.’ 

Laten we dus op pad gaan, nergens vandaan en nergens naartoe. 

Stilstaan. Naar binnen keren. En dan naar buiten. 

‘Zie de leliën des velds.’ 

Kijk ernaar door ont-dekte ogen. 

Gevonden. 

Zo mooi! 

Tekst en foto’s Gerda Hoekstra-Vermunt