Op een maandagmiddag zit Cornelis de Kler tegenover mij en vertelt over zijn ervaringen met de driedaagse pelgrimstocht van de Doopsgezinde kerk in Haarlem naar de Kloosterkerk in Den Haag. Zonlicht valt in mijn kamer naar binnen en verlicht zijn gezicht.De ene associatie volgt tijdens zijn verhaal de andere op. “Ik heb veel meegemaakt”, blijft hij lachend herhalen.
Maria is zijn WOD, zijn Wonder van de Oude Dag, vertelt hij. Vijftien jaar geleden heeft hij haar leren kennen. Zij heeft hen beiden voor de pelgrimsreis opgegeven. Zij wist op voorhand dat hij zo`n pelgrimswandeling de moeite waard zou vinden. Eerder was hij al samen met een vriend op de fiets van Parijs naar Santiago de Compostela geweest. Fietsen blijkt zijn grote passie te zijn.“
De ontvangst in de Doopsgezinde kerk in Haarlem was allerhartelijkst”, herinnert Cornelis zich. “We hadden erg slecht weer de eerste dag. Veel regen en harde wind langs het Spaarne. De paadjes waren er smal. We liepen toen met Hijme Stoffels op, een bijzondere man. We vertelden over ons verleden, waar we vroeger hadden gekerkt bijvoorbeeld. Hijme vertelde dat hij hoogleraar was geweest.Nu is hij actief in de Kloosterkerk.”
De Amsterdamse Waterleidingduinen ervoer Cornelis als erg mooi. De rust en de natuur. “Op de fiets ga ik er altijd omheen. Het was nieuw gebied voor mij.”
In de Hooglandse kerk, de tweede overnachtingsplek voor de pelgrimgangers,werd Cornelis getroffen door het spontane gezang van een aantal mensen, dat onder leiding van Jos Vermunt ontstond, terwijl anderen aan het koken waren en de tafel dekten. De Hooglandse kerk doet Cornelis aan de vele reizen naar Engeland denken, waar hij samen metzijn broer evensongs in allerlei kerken en kathedralenheeft bijgewoond.
Slapen deden de wandelaars in de kerk op veldbedjes. “Het koor van de Hooglandse kerk heeft hoge kruis-ribgewelven”,vertelt Cornelis. “Ik werd `s ochtends heel vroeg wakker en zag de zon door de gewelven enhetglas in lood naar binnen schijnen. Ik werd er zo door getroffen. Dat was een spirituele ervaring, kan ik wel zeggen.”
Op weg naar de Kloosterkerk voerde de tocht door het Haagse Bos. Hier overvalt Cornelis telkens opnieuw een gevoel van dankbaarheid van `ik mag hier weerrijden`. “Dat is ontstaan na 1998, toen ik een levensgevaarlijk ongeluk heb gehad. Het is eigenlijk een groot dankgebed.”
“In de Kloosterkerk werden we met applaus ontvangen, wat ik helemaal niet had verwacht.”
Cornelis besluit zijn verhaal, dankbaar dat hij deze pelgrimstocht samen met Maria heeft mogen maken.“ Ik heb in mijn leven veel fout gedaan. Waar heb ik het aan verdiend dat mij nog zoveel goeds tendeel valt.”
Tekst: Marijke Osinga, Foto: Hijme Stoffels