Gerben Heitink (1938), emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit, is een sportief mens. Hardlopen deed hij altijd graag. Maar in het begin van de coronapandemie werd hij zwaar getroffen. Hij belandde net niet in het ziekenhuis, maar het herstel duurde lang. Heitink gebruikte deze periode om zijn gedachten te ordenen en terug te kijken op de zes decennia die zijn loopbaan als theoloog inmiddels omspanden. Daarbij zijn de roerige en rumoerige jaren zestig van de vorige eeuw voor hem van beslissende betekenis geweest. Een en ander legde hij vast in Een doorbraak in de tijd: kerk in de spiegel van de jaren zestig. Hij schreef dit boek op basis van zijn ervaringen als gemeentelid, predikant en praktisch theoloog. Inmiddels loopt hij trouwens weer hard.
De jaren zestig hebben volgens Heitink voor een culturele revolutie gezorgd, die zijn weerga niet kende. Een nieuwe, naoorlogse generatie stelde het gevestigde gezag ter discussie en streed hartstochtelijk voor democratisering, inspraak en medezeggenschap. Mensen leerden mondig te zijn en voor zichzelf op te komen. In de kerken zochten velen naar nieuwe vormen van kerk-zijn en naar meer oecumene. Het Samen-op-Wegproces van hervormden en gereformeerden kreeg een enthousiaste start. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie in Rome (1962-1965) zette de Rooms Katholieke Kerk de ramen wijd open. Er woei een frisse wind door kerk en samenleving.
Op een zonnige najaarsmiddag spreek ik met hem over zijn boek en over de lessen die de kerken anno nu nog steeds van de jaren zestig kunnen leren. Toen Heitink in 1957 als “een traditionele gereformeerde jongen” theologie ging studeren in Kampen, stond de protestantse zuil nog fier overeind. Maar toen kwam de televisie. “Toen ik predikant werd in 1965 kon ik nog rustig ’s avonds onaangekondigd op huisbezoek gaan, want maar een enkeling had televisie. Na enkele jaren had iedereen de kamer zo ingericht dat je allemaal zo voor het altaar van de tv zat. Dat was een ontzettende verandering.” De introductie van de pil in 1962 veranderde de seksuele moraal. Het kerkelijk huwelijk kwam mede daardoor in de lucht te hangen. “In mijn studententijd had je nog heel wat brochures over het ‘dansvraagstuk’, de parendans of dat geoorloofd was. Onvoorstelbaar, maar dat was in de jaren vijftig, toen ging het daar over.”
Heitink kwam in de jaren zestig in aanraking met het werk van Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer, Dorothee Sölle en andere baanbrekende theologen. Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Hij ervoer dit als een bevrijding. “Karl Barth was eigenlijk de eerste die zich afvroeg: ‘Wozu Kirche?’ De kerk is er voor de wereld, de kerk maakt deel uit van de beweging van God naar de wereld. De geest is niet aan de kerk gebonden, maar de kerk is wel een kanaal van Gods geest naar de wereld. Er mag geen scheiding ontstaan tussen kerk en wereld. Daarom, pas op voor de wielklem van het instituut en blijf in beweging, als mobiele brigade. Bonhoeffer zegt: ‘De kerk is er voor anderen.’ Dat is het kerkmodel van de toekomst.”
De grondstelling van Heitink is dat de kerken zich uiteindelijk onvoldoende rekenschap hebben gegeven van het feit dat zij sinds de jaren zestig in een andere cultuur terecht zijn gekomen. “Thorbecke heeft met de scheiding tussen kerk en staat in 1848 het begrip ‘kerkgenootschap’ ingevoerd en dat paste weinig bij de vaderlandse kerk, die een publieke kerk was. Daardoor is de kerk ‘verkerkelijkt’: het werd een vereniging met leden en een eigen administratie. Gereformeerden en katholieken hebben aan het verenigingsmodel hun emancipatie te danken, maar vanaf de jaren zestig zie je dat dat model zijn tijd heeft gehad.” Allerlei groepen haakten af en ontwikkelden hun eigen cultuur: vrouwen, jongeren, arbeiders. Ze lieten zich niet meer van bovenaf dicteren. “Voor mensen van nu is iets niet waar omdat het in de Bijbel staat, maar alleen als ze het kunnen be-amen.” De traditionele manier van kerk-zijn sterft langzaam uit. De jongere generaties lopen niet meer warm voor de kerk als vereniging. De ene na de andere kerk moet sluiten.
In de Rooms-Katholieke Kerk gingen de luiken na verloop van tijd weer dicht. Conservatieve krachten maakten een eind aan de oecumene. Het Samen-op-Wegproces verzandde in eindeloze fusiebesprekingen. De beweging van onderop stolde of verdween in de instituties, aldus Heitink. “De beweging van de jaren zestig kreeg uiteindelijk geen steun vanuit de kerk, De beweging kan niet zonder het instituut, maar het instituut kan ook niet zonder beweging vanaf de basis. In de jaren zestig en zeventig ging dat perfect samen: de vredesbeweging, de vrouwenbeweging, noem maar op. Dat is deels de nek omgedraaid en deels heeft de kerk het gewoon afgestoten. De PKN is geen kerk geworden, maar een koepel. Ergens in Utrecht heb je een hoofdkantoor en verder doet ieder plaatselijk wat goed is in zijn eigen ogen. Dat heeft ook zijn charme natuurlijk, maar het verband is er helemaal uit. Het is een lappendeken.”
Heitink verwacht dat het ‘pastorale grondmodel’, waarin de predikant en de kerkenraad centraal staan op termijn plaats zal maken voor het ‘laïcale grondmodel’. In dat model nemen leken van onderop het heft in handen. “De gemeente als subject van alle bedoelingen van kerk-zijn. Mensen die geraakt zijn door het evangelie pakken de draad weer op en zeggen: ‘wij willen iets’. Vanaf de negentiende eeuw had je in Europa twee typen kerk: de volkskerken, sterk verambtelijkt, van bovenaf, die deden het werk voor de mensen. En je had de Freikirchen, die zich ontwikkelden vanuit de leden. Luther sprak in dat verband van het ‘priesterschap van alle gelovigen’. En de Canadese filosoof Charles Taylor zegt: ‘Het schip van de kerk kent geen passagiers, alleen bemanningsleden.’ De schaduwkant daarvan is, dat iedereen zijn eigen roeiboot roeit.”
In Bennebroek waar Heitink en zijn vrouw Lientje wonen, zijn er steeds minder kerkgangers en heeft de predikant nog maar een halve aanstelling. Ouderling kan iedereen zijn die op dat moment een taak vervult, zonder bevestigd te zijn. “De katholieke kerk wordt hier gesloten. Een aantal mensen uit het dorp gaat verder met een oecumenische kring. Één keer per maand hebben we hier het Trefpuntcafé, dat is voor het hele dorp. We hebben altijd iemand, die met welk verhaal ook maar, vertelt over wat hem of haar inspireert. Meestal iemand van buiten de kerkelijke gemeenschap. Deze maand hadden we een sociaal gerontoloog, die ook aan zen meditatie doet. Dat verhaal maakte veel indruk. De komende maand hebben we een politicoloog, die over de democratie komt praten. Dan heb je weer een heel ander publiek.”
Heitink haalt het onderscheid aan dat Abraham Kuyper (1837-1920) maakte tussen de kerk als instituut en als organisme. Met dat laatste doelde Kuyper op de christelijke presentie in de samenleving. De kerk is niet aan het instituut gebonden. “Onze dochter draait elke week diensten in het hospice. Dat werk vindt ze prachtig. En dat zijn toch de taken die Jezus ons gegeven heeft: zorg voor de zieken en stervenden. Dat is kerk: kuriakè = wat van de Heer is. De kerk als instituut is de plek om het organisme te voeden. Het eigenlijke speelt zich in de samenleving af. De kerk is volgens Kuyper de plek waar je je oefent voor de strijd en tegelijk je wonden likt.”
Heitink heeft ook nog wel wat aanbevelingen voor de Kloosterkerk, zo vlak bij het centrum van de politieke macht gelegen. “Wees kerk naar je context. Jullie zijn toch de meest publieke kerk van Nederland? Jullie context is de politieke werkelijkheid. Profileer je daar op. Al die politici en lobbyisten die daar om je heen lopen, nodig ze uit. Van de huidige fractieleiders zijn er een stuk of vijf kerkelijk. Die mensen willen toch ook wel eens praten? Schep mogelijkheden waarbij mensen uit de politiek in de kerk op verhaal kunnen komen of hun verhaal kunnen delen. En ze doen het graag. Organiseer een specifiek leerhuis over de vraag hoe de kerk weer iets van dat publieke karakter kan terugwinnen. Het publieke domein is van iedereen. Religie is niet iets van achter de voordeur, wat liberalen graag willen. Bij zo’n publieke kerk hoort ook een gedifferentieerd lidmaatschap, met gastleden, vrienden en belangstellenden. Als de kerk niet verandert, sterft ze langzaam uit.”
Gerben Heitink, Een doorbraak in de tijd: kerk in de spiegel van de jaren zestig, KokBoekencentrum, Utrecht 2021 (€ 20,00).
Gerben Heitink
Studie theologie in Kampen 1957-1963
Jeugdwerkadviseur gereformeerd jeugdwerk 1961-1965
Gereformeerd predikant in Elst (Gld.) 1965-1970
Docent praktische theologie in Kampen 1970-1988
Hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit 1988-2003
Schreef o.a. Biografie van de dominee (2001)
Zijn boek Golfslag van de tijd werd verkozen tot Beste Theologische Boek van 2012
Tekst Hijme Stoffels
Foto De Zagerij ontwerpbureau | geeft vorm aan communicatie